Het kabinet is van plan om vanaf 2025 belasting te gaan heffen over het werkelijk rendement in box 3. Een brief over hoe dit nieuwe systeem eruit gaat zien is naar het parlement gestuurd.

Met een zogenaamde vermogensaanwasbelasting zal jaarlijks belasting worden geheven over de werkelijke opbrengst van het vermogen.

Het kabinet heeft het parlement daarnaast een brief gestuurd met daarin opties hoe rechtsherstel kan worden geboden aan de mensen die belasting hebben betaald over vermogen in box 3 voor de jaren 2017 t/m 2022. Dit naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad van eind vorig jaar. Voorstel is om mensen rechtsherstel te bieden op basis van een nieuwe berekening waarbij het werkelijk rendement zo dicht mogelijk wordt benaderd. Hier zijn twee varianten voor uitgewerkt. Voor de tussenliggende jaren 2023 en 2024 wordt tijdelijke wetgeving langs dezelfde lijnen voorbereid.

Spaarvariant

Bij de eerste variant zullen mensen met spaargeld worden belast op basis van de actuele spaarrente, die de laatste jaren 0% was. Voor schulden wordt aangesloten bij de hypotheekrente en bij beleggingen (effecten, onroerend goed) wordt – net als nu -  uitgegaan van het meerjarige gemiddelde rendement voor beleggingen. Hierdoor worden bijvoorbeeld beleggers niet gecompenseerd voor slechte resultaten in een specifiek jaar, omdat ze ook niet extra worden belast voor goede resultaten in een ander jaar. Een belastingplichtige met € 200.000 vermogen in 2020, waarvan driekwart (€ 150.000) spaargeld en de rest beleggingen krijgt in deze variant € 916 terug. Eenzelfde belastingplichtige met € 200.000 vermogen en maar een kwart spaargeld (€ 50.000) krijgt in deze variant geen geld terug, omdat in deze berekening hij eigenlijk meer belasting had moeten betalen dan hij heeft betaald.

Forfaitaire variant

In de tweede variant worden de forfaits aangepast aan de gemiddelde rendementen voor deze vermogenscategorieën in een jaar, zodat dit zo goed mogelijk aansluit bij het werkelijke rendement in dat jaar. Het werkelijk rendement wordt op deze manier zo dicht mogelijk benaderd.  

Het rechtsherstel op basis van een van deze varianten neemt een groot pijnpunt van het oude box 3 stelsel weg. Dit is daarmee een rechtvaardige vorm van herstel. Het kan zijn dat er alsnog mensen procedures starten, omdat de berekening in een individueel geval niet exact aansluit bij het werkelijke rendement. Er zijn daarom twee varianten in beeld gebracht hoe met eventuele nieuwe procedures om te gaan.

Heden (2023 en 2024): spoedwetgeving

Om weer goed belasting in box 3 te kunnen heffen in 2023 en 2024, is spoedwetgeving nodig. Het kabinet stelt voor om deze spoedwetgeving aan te laten sluiten bij de uiteindelijke vormgeving van het rechtsherstel. Er is nog onderzocht of het mogelijk is per 2023 een vermogensbelasting in te voeren, maar dit was uitvoeringstechnisch niet haalbaar. Een tijdelijke vermogensbelasting is niet logisch wanneer vanaf 2025 het werkelijk rendement op basis van vermogensaanwas belast gaat worden.

Toekomst (2025 en verder)
Het doel van het kabinet is dat er vanaf 2025 wél een nieuw box 3-stelsel komt op basis van werkelijk rendement. Hoe dit nieuwe stelsel eruit kan zien, is ook naar de Kamer gestuurd.  Het kabinet stelt voor het nieuwe box 3-stelsel vorm te gegeven als een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed).

Zo wordt de waardeontwikkeling van bijvoorbeeld een aandelenportefeuille van jaar tot jaar belast en niet pas in het jaar waarin een deel van de aandelen wordt verkocht. Op deze manier wordt langdurig uitstel van belastingheffing voorkomen.

Bezwaar

Over verzoeken om ambtshalve vermindering merk ik het volgende op. Zodra een aanslag onherroepelijk vaststaat omdat de termijnen voor bezwaar en beroep zijn verstreken, is geen rechtsgeldig bezwaar en beroep meer mogelijk. Wel kan een belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag indienen. Als de inspecteur het verzoek afwijst, dan kan tegen die beslissing in bezwaar en in voorkomend geval beroep worden gegaan. We zien nu reeds dat belastingplichtigen die eerder geen (tijdig) bezwaar hebben ingediend (de niet-bezwaarmakers) een verzoek indienen om ambtshalve vermindering (ongeveer drie keer zoveel als normaal).

De niet-bezwaarmakers hebben te maken met een belangrijke uitzonderingsgrond. Zij kunnen geen beroep doen op een arrest dat de Hoge Raad heeft gewezen nadat hun aanslag onherroepelijk is komen vast te staan (dus na het verstrijken van de bezwaartermijn). Op grond van deze uitzonderingsgrond kunnen de niet-bezwaarmakers in beginsel niet met een beroep op het kerstarrest een vermindering van hun aanslag krijgen. Van de uitzonderinggrond kan worden afgeweken ingeval de Minister van Financiën (de staatssecretaris) daartoe besluit.

Voorts bestaat de kans dat de belastingrechter deze uitzonderingsgrond in het geval van box 3 en het kerstarrest onevenredig of niet van toepassing vindt, waardoor deze uitzonderingsgrond in dit geval niet zou mogen worden toegepast. Een aantal feitenrechters heeft in die zin geoordeeld. Bij de Hoge Raad loopt momenteel een box 3-procedure van een niet-bezwaarmaker, waarin de vraag aan de orde is of zijn aanslag met een beroep op het kerstarrest dient te worden verminderd.

 

Bron: Rijksoverheid