Een belastingplichtige heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte en rekenmethode van revisierente bij afkoop van een lijfrenteverzekering. De inspecteur van de Belastingdienst heeft vanwege de afkoop van een lijfrente bij beschikking revisierente in rekening gebracht. Niet in geschil is dat de wettelijke bepalingen (artikel 3.133 van de Wet inkomstenbelasting en artikel 30i Awr) juist zijn toegepast.

Aangezien revisierente bedoeld is om een timing-voordeel teniet te doen dat losstaat van daadwerkelijk behaald rendement, kan de rechtbank eiser niet volgen in zijn stelling dat de revisierente willekeurig of disproportioneel is.

Ook de wettelijke tegenbewijsregeling, die om doelmatigheidsredenen is gekoppeld aan een termijn van 10 jaar, is niet willekeurig.

Gelijkheidsbeginsel
Ook het beroep dat eiser doet op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen. Dat gelijke gevallen verschillend behandeld worden is gesteld noch gebleken.

EVRM
Strijdigheid met het Eerste Protocol van het EVRM is de rechtbank evenmin gebleken. Revisierente streeft een legitiem doel na waarbij sprake is van een behoorlijk evenwicht tussen algemeen belang en het belang van eiser. De regeling is ook voldoende precies, toegankelijk en voorzienbaar.

Belastingplichtige wordt dan ook in het ongelijk gesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Bron: Rechtspraak.nl / Fintool