Pensioenrichtleeftijd blijft tot 2041 op 68 jaar

Pensioenfondsen hoeven zich tot 2041 waarschijnlijk geen zorgen te maken over een stijging van de pensioenrichtleeftijd naar 69 jaar, aldus consultant LCP. De oorzaak is een andere koppeling aan de levensverwachting.

Onder de huidige wetgeving zou de pensioenrichtleeftijd in 2029 naar 69 jaar stijgen, maar de spelregels wijzigen door de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd. Minister Koolmees stuurde het wetsvoorstel begin juli naar de Tweede Kamer, als onderdeel van de uitwerking van het Pensioenakkoord.

Kern is dat een andere verhouding gaat gelden tussen de stijging van de levensverwachting en de verhoging van de AOW- én de pensioenrichtleeftijd. Nu is die koppeling nog één-op-één, maar die wordt één staat tot twee derde. Voor ieder jaar dat de levensverwachting toeneemt, stijgen beide leeftijden niet met één jaar maar met acht maanden.

Andere formule

De pensioenrichtleeftijd (de ingangsdatum van nieuwe pensioenopbouw in de tweede pijler) stijgt in stappen van één jaar. Dit betekent dat de levensverwachting met 1,5 jaar moet toenemen, voordat de pensioenrichtleeftijd met een stap omhoog gaat. Of hier sprake van is, wordt bepaald via een formule.

‘Daarbij wordt net als nu gekeken naar de resterende levensverwachting van een 65-jarige over tien jaar’, zegt Johan van Soest, senior consultant bij LCP. ‘De prognoses van het CBS vormen het uitgangspunt. Door de gewijzigde koppeling verandert ook de formule waarmee wordt berekend of de pensioenrichtleeftijd stijgt.’

Volgens de huidige regels zou de pensioenrichtleeftijd in 2029 naar 69 jaar gaan, maar met de nieuwe wetgeving hoeft dit pas in 2041. Van Soest: ‘De crux zit hem in de recente verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar in 2018. Die was gebaseerd op de resterende levensverwachting in 2028 van 21,33 jaar, met als ijkpunt de 18,26 jaar uit 2000-2009. Daarbij werd nog uitgegaan van de één-op-één koppeling.’

Vanaf 2024 geldt de verhouding twee derde en wordt de resterende levensverwachting vergeleken met een nieuw ijkpunt: 20,64 jaar. ‘Dat is de resterende levensverwachting voor een 65-jarige in 2024. Zowel de andere koppeling als het nieuwe ijkpunt zorgt ervoor dat de pensioenrichtleeftijd twintig jaar bevroren kan blijven. LCP gaat in de berekening uit van de CBS-prognoses van eind 2019.

‘Prettig nieuws’

De consultant noemt de langzamere stijging van de pensioenrichtleeftijd ‘prettig’ nieuws voor pensioenfondsen, verzekeraars en ppi’s. ‘Er komt de komende jaren erg veel op deze partijen af met de invoering van het pensioenakkoord. Dat ze zich twee decennia geen zorgen hoeven te maken over de pensioenrichtleeftijd is mooi meegenomen.’

Voor deelnemers geeft het bevriezen van de pensioenrichtleeftijd uiteindelijk ook meer duidelijkheid, stelt Van Soest. ‘De AOW-leeftijd stijgt wel door, in stapjes van drie maanden, waardoor die steeds dichter naar de pensioenrichtleeftijd kruipt. Dit jaar is de richtleeftijd twintig maanden hoger dan de AOW-leeftijd, wat regelmatig vragen oproept bij deelnemers. In 2041 is dat negen maanden, uitgaande van de meeste recente CBS-prognose voor de levensverwachting.’

Van 2051 tot en met 2054 zijn beide leeftijden zelfs enige tijd aan elkaar gelijk (zie tabel). Daarna stijgt de AOW verder, terwijl de pensioenrichtleeftijd in ieder geval tot 2060 naar verwachting 69 jaar blijft. Wanneer de pensioenrichtleeftijd op 70 komt te liggen, valt nu nog niet te zeggen, omdat de prognoses van het CBS lopen tot 2060.

Stijging AOW- en pensioenrichtleeftijd tot en met 2060.Stijging AOW- en pensioenrichtleeftijd tot en met 2060.Bron LCP

 

Leeftijd kan niet dalen

Ook onder de nieuwe wetgeving kunnen de AOW- en pensioenrichtleeftijd niet lager uitvallen als de levensverwachting daalt. Van Soest: ‘Aan de ene kant voelt dat een beetje oneerlijk. De samenleving loopt wel een risico van later met pensioen kunnen als de levensverwachting stijgt, maar profiteert daar in de omgekeerde situatie niet van. Al zal er heel wat moeten gebeuren wil de levensverwachting dalen. De laatste jaren was er hooguit sprake van een minder snelle stijging.’

Van Soest: ‘Als op termijn sprake zou zijn van een trendbreuk in de ontwikkeling van levensverwachting, bijvoorbeeld als gevolg van de huidige covid-19 pandemie, dan wordt volgens Koolmees mogelijk een andere systematiek afgesproken. Dat staat in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel. Ik denk zelf dat er eerder sprake zal zijn van langer bevriezen, dan van een echte daling van AOW- en pensioenrichtleeftijd.’

Pensioenrichtleeftijd niet verplicht

Pensioenfondsen zijn niet verplicht om de pensioenrichtleeftijd toe te passen op de nieuwe opbouw van deelnemers. Ze kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om niet de huidige 68 jaar maar 67 of 65 jaar te hanteren. Keerzijde is dat er een lagere opbouw moeten gelden dan het toegestane fiscale maximum van 1,875% van de pensioengrondslag.

Fondsen kunnen ook besluiten de bestaande opbouw collectief om te zetten naar een hogere pensioenrichtleeftijd. Deelnemers krijgen dan extra rechten, omdat pensioen later wordt uitgekeerd. ‘Als vuistregel geldt dat het pensioen per extra jaar stijgt met circa 5 tot 6%’, stelt Van Soest.

Bron: Pensioenpro

https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30041201/pensioenrichtleeftijd-blijft-tot-2041-op-68-jaar?utm_source=nieuwsbrief&utm_campaign=pp-dagelijks&utm_medium=email&utm_content=20200806