Op 4 februari 2022 zal de uitspraak op bezwaar over de jaren 2017 tot en met 2020 worden gepubliceerd. Dat betekent echter niet dat op dat moment al een beslissing is genomen over de beleidsmatige invulling van het rechtsherstel. Ik heb advies bij de Landsadvocaat ingewonnen over de omvang van een uitspraak op massaal bezwaar. De conclusie op grond van het advies is dat op 4 februari a.s. weliswaar collectief uitspraak gedaan moet worden maar dat het juridisch bezien niet noodzakelijk is dat de besluitvorming over de wijze van rechtsherstel daarvóór afgerond is.

Daarom koerst het kabinet erop om uiterlijk bij de voorjaarsbesluitvorming keuzes te maken. Over de wijze van rechtsherstel kan ik daarom ook na het doen van de collectieve uitspraak met uw Kamer nog overleg voeren.

Onderstaande tabel toont de opbrengst van box 3 voor de jaren 2017 tot en met 2021.
                                 2017       2018       2019       2020         2021
Opbrengst box 3        4,7 mld   4,4 mld   4,3 mld    4,2 mld*    4,5 mld*
*Betreft een inschatting. Nog niet alle aangiftes voor 2020 en 2021 zijn binnen.

Vraag 10

Waarom heeft dit kabinet ervoor gekozen voor een beleidskeuze op box 3 die qua uitwerking tot 2025 zou duren, terwijl er begin november 2021 een advies van de advocaat-generaal van de Hoge Raad lag, waarin deze concludeerde dat de rendementsheffing juridisch onhoudbaar was? Waarom is dit juridische risico bewust genegeerd?

Antwoord 10 (..)
Het kabinet is zich bewust van de maatschappelijk en politiek breed gedragen wens om de box 3-heffing om te zetten in een heffing over het werkelijk behaalde rendement. Het kabinet deelt deze wens en heeft in het coalitieakkoord opgenomen dat per 2025 een nieuw box 3 stelsel op basis van reëel rendement zal worden ingevoerd, waarbij inkomsten uit vermogen worden belast op basis van werkelijk rendement. Of dit uitvoerbaar is, moet nog worden onderzocht, zeker nu de Belastingdienst de herstelregeling moet uitvoeren. Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat vooruitlopend op het nieuwe stelsel per 2023 de leegwaarderatio zal worden afgeschaft, waardoor de belasting van het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk. De opbrengst hiervan, samen met een extra budget van 200 miljoen euro, wordt gebruikt om de vrijstelling in box 3 te verhogen naar circa € 80.000.
Het afgelopen jaar zijn verschillende stappen gezet om te bereiken dat de box 3-heffing per 2025 kan worden omgezet. Zo heeft mijn ambtsvoorganger PwC gevraagd om onderzoek te doen naar de praktische mogelijkheden om over de (digitale) informatie te beschikken die noodzakelijk is voor een moderne en uitvoerbare heffing over het werkelijk behaalde rendement. Daarnaast heeft het kabinet juridische deskundigen gevraagd om de mogelijkheden voor een tegenbewijsregeling voor spaarders in box 3 te inventariseren met als doel om spaarders al op kortere termijn extra te kunnen ontzien. De uitkomsten van het PwC onderzoek hebben bijdragen aan een nadere uitwerking van een stelsel naar werkelijk rendement. Mijn ambtsvoorganger heeft een contourennota voorbereid waarin is beschreven hoe een heffing over het werkelijk behaalde rendement zou kunnen worden vormgegeven. Tegelijkertijd is tegemoetgekomen aan de wens om op korte termijn belastingplichtigen met kleinere vermogens in box 3 te ontzien. Per 1 januari 2021 is het heffingvrije vermogen verhoogd van € 30.846 naar € 50.000 (€ 100.00 voor fiscale partners) waardoor vanaf 2021 circa 900.000 mensen geen belasting meer betalen in box 3. Daarnaast zijn circa 1.700.000 belastingplichtigen met een vermogen tussen de € 50.000 en circa € 220.000 (€ 440.000 voor fiscale partners) vanaf 2021 minder belasting gaan betalen in box 3.
Het is voorts gebruikelijk het oordeel van de Hoge Raad af te wachten in een zaak. De Hoge Raad neemt het advies van de Advocaat-Generaal immers niet altijd over. Daarbij komt dat in dit geval enkele lagere rechters het sinds 2017 geldende stelsel eerder niet in strijd hebben geacht met artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM.

Vraag 40

Wat zijn de juridische risico’s wanneer alleen de mensen die bezwaar hebben gemaakt rechtsherstel krijgen?

Antwoord 40
Uit artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in samenhang met artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 volgt dat de inspecteur een verzoek om ambtshalve vermindering van belastingplichtigen die geen bezwaar tegen hun belastingaanslag gemaakt hebben, zodat deze belastingaanslag onherroepelijk vaststaat, afwijst. Dit is gebaseerd op het beginsel van formele rechtskracht. Ik ben van mening dat wet en regelgeving op dit punt in overeenstemming zijn met het Europese recht en in lijn met de jurisprudentie. Het valt echter niet uit te sluiten dat een rechter in een bepaalde zaak daarover anders oordeelt. In dat kader wijs ik op een uitspraak van rechtbank Noord-Holland van 7 januari 2022. Omdat deze uitspraak nog niet gepubliceerd is, voeg ik deze bij. Tegen de uitspraak is hoger beroep ingesteld.

 

Bron: Rijksoverheid